Een zondagmorgen in april met mijn vriend Erik. De Eem ligt stil op ons te wachten, met krap 13 km vanaf onze startplaats bij Soest tot aan de monding in het Eemmeer.
We hebben al heel wat kanotochten gemaakt in Erik’s tweepersoons Bavaria. Een betrouwbare boot, die ons altijd probleemloos brengt waar we heen willen. Mirjam, de vrouw van Erik, en zijn twee dochters rijden ons naar ons startpunt en zij zullen ons vanavond weer oppikken. Als alles volgens plan verloopt in Spakenburg.
In de bocht net voor ons steekt een boerderij met rood-witte luiken boven de dijk uit. De bomen zijn nog kaal. De zon breekt door de sluierbewolking en het belooft een mooie dag te worden. De Eem is breed, geflankeerd door lage groene graskaden. Het enige wat detoneert, is de beschoeiing van metalen damwandplaten met een hardhouten rand. Het doet wat kunstmatig aan in dit verder zo weidse landschap. Schapen kijken ons aan.
Af en toe passeren we boerderijen en huizen langs de kant. Bij een ‘dode arm’ een witgepleisterd gemaaltje omringd door hoge bomen en bruin riet.
Even verder ligt een loskade met een grind- of zand overslag. Een blauw met wit gestreepte silo, een kraan en een rij oranje en rood gekleurde containers. Langs de kade een groot werkschip met een rommelig witte opbouw en felrood geverfde boeg. Op de naamplaat lezen we: ‘ IJselmeer’.
Kort daarna pauzeren we op een landje met daarachter een jachthaven. Is dit een wat verrommeld recreatieterreintje? Of is het een landje van de scouting of van een jeugdclub? Het maakt ons niet uit. Erik tovert zelfs een geruit picknickkleed te voorschijn en we leunen lui achterover met koffie in de voorjaarszon.
We praten over hoe het gaat in het leven. Ineens zie ik vanuit een ooghoek een peddel flitsen. Een jongen in een zeekajak vaart ons met snelle peddelslagen voorbij. Wij hebben geen haast.
We passeren Baarn met hoog boven ons de kruisende A1 en even later varen we langs Embrugge. We halen twee jongens in die lui achterover in een tweepersoons kano hangen. Ze hebben de kano geleend en doen het voor het eerst. Ze hoeven niet ver en ze hebben het uitstekend naar hun zin. Daarna neemt de Eem weer alle ruimte. De polders aan beide kanten zijn weids, en leeg. Gras en bruin riet met af en toe een paar lage huizen langs de dijk.
Bij Eemdijk komt de wereld weer bij het water. Een handje vol huizen, een eenvoudig kerkje met puntgevel, het geel-zwarte pontje met een paar fietsen. Het is de enige oversteek vanaf Baarn. Erik vertelt dat hij hier vorige zomer met Mirjam op een fietstocht nog langsgekomen is. Een mooi punt om af te stappen en vanaf de kant het leven op het water te bekijken; en andersom.
Vanuit de jachthaven gaan we linksaf en zwaaien naar Klepperman, die weer terug de Eem opvaart. Even later opent zich de ruimte van het Eemmeer voor ons. Er staat wat meer wind, maar daar hebben we geen last van. Aan de overkant een eindeloze rij windmolens, die hoog boven de dijk van Flevoland de lucht in priemen. Een paar zeilboten en motorjachtjes volgen verderop de vaargeul. Het zwarte silhouet van een paar platte werkschuiten voor anker.
Maar nu koersen we aan op Spakenburg. De nieuwe jachthaven aan het meer laten we liggen en na een industrieterrein met daarachter de kerktoren als markant baken varen we tussen de havenpieren door naar binnen. Spakenburg is een verassing en een belevenis om binnen te varen. Via een lange rechte vaart nader je het dorp. Op de kade mensen die hun zondagmiddagwandeling maken.
We vinden nergens een plek om uit te stappen. De kades zijn te hoog en er is geen lage steiger te vinden. We varen naar de jachthaven in het dorp en daar kunnen we via een boxsteiger aan wal. Dan begint het eindelijk te regenen. We zetten de kano op wieltjes en rijden hem als een karretje terug naar het einde van de haven. We zien er natuurlijk niet uit in onze kanokleren. De straten zijn uitgestorven en glimmen van de regen. Aan de overkant van de haven zijn de winkels dicht. Bruin liggen de schepen in de zondagse geslotenheid van het dorp.
Wij vinden een perfecte plek om te wachten op Mirjam. Op het plein aan de kop van de haven staat naast het standbeeld van een vrouw in Spakenburger klederdracht een soort overdekte marktplaats. Daar parkeren we de Bavaria en we strijken neer op de droge bank. Erik diept zijn mobiel op en we verzamelen onze laatste restjes eten en drinken. Het zal nog wel even duren voor Mirjam ons komt ophalen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten