dinsdag, maart 20, 2007

Over de bodem van de Zuiderzee

Kanotocht Almere, 11 maart 2007

Wie denkt er nu voor een zondagse kanotocht aan Almere?
“Varen over de Zuiderzeebodem”, stond er in de aankondiging voor de toertocht van 11 maart. Voor 8 UKC-toervaarders blijkbaar aantrekkelijk genoeg om zich 20 km te water door het onbekende nieuwe land te willen verplaatsen. Er schijnt die dag een heerlijk lentezonnetje, dus wat kan er aan stuk?

Vanaf onze instapplaats, aan de overkant van een waterplas, kijken we uit op een groepje experimentele woningen die ergens in de tachtiger jaren gebouwd zijn. Mensen mochten in een prijsvraag zelf hun woning ontwerpen, zonder zich aan bouwverordeningen te storen. Ik kan het me nog herinneren. Het leek toen heel erg modern, maar nu zou ik denken dat dit eigenlijk overal wel zou kunnen.

Staat dit model voor het Almere waar het heden de toekomst probeert in te halen? Toch aardig als eerste visitekaartje van deze nieuwe stad, die in de verte haar skyline met ambitieuze hoogbouw toont.

Terwijl we onze kano’s afladen komt een man met een snelle sportfiets en dito kleding een praatje maken. Hij wil er meer van weten; wat gaan we doen? Hij is lid van de kanoclub Almere, maar kijkt nogal verbaasd als we vertellen van onze rondvaartplannen. Blijkbaar zijn ze daar nooit op het idee gekomen dat je met de kano niet alleen op het Gooimeer of het IJmeer kunt varen maar ook ín Almere zelf.

Even later varen we door de ‘nieuwe natuur’. Licht slingerende waterlopen langs groene oevers met bleekgele rietkragen en uitgestrekte bosranden.
Is dit de stad? Het lijkt meer op het Noorderpark. Aan de vrij strakke bomenrijen kun je wel zien dat het ooit is aangeplant. Toch kan ik me geen grote stad in Nederland voorstellen die zoveel groene ruimte herbergt.

De voormalige Zuiderzeebodem heeft zelfs hoogteverschil. Een paar keer moeten we bij stuwtjes overdragen. Eenvoudige maar functionele steigertjes maken het gemakkelijk. We zien zelfs een stuw waar het water bijna een meter omlaag stroomt.

Twee keer schutten we in een zelfbedieningssluisje. Erg leuk om te doen: met een druk op de ‘centrale aanmeldknop wordt het systeem in werking gezet. Het mechaniek draait op zonne-energie uit zonnepanelen op hoge palen.

De ‘nieuwe natuur’ wordt regelmatig afgewisseld door woonwijken. Danswijk, Parkwijk, Verzetswijk, Waterwijk, Kruidenwijk. Verschillende bouwstijlen, hier wat ruimer, daar wat compacter en meestal niet hemelbestormend. Het maakt op mij vooral de indruk van één groot en aaneengeschakeld Suburbia, waar het op het eerste gezicht niet slecht wonen is. Als je er tenminste tegen kunt dat er nergens zoiets als een oude stad of een herkenbaar centrum is.

We zien veel kinderen, vissen, spelen, op bruggen naar ons kijken of op de oever rondhangen. Blanke kinderen, zwarte kinderen en alle kleurtjes er tussen in. Misschien op de zeebodem geboren of uit Amsterdam met hun ouders hierheen gekomen? Het geeft Suburbia een levendig en stedelijk accent.

Ik probeer me voor te stellen hoe het er hier over 50 jaar uit zal zien. Een gewaardeerd parkachtig en rustig woonmilieu met veel cyberwerkgelegenheid? Of een achterstandswijk met veel afgetrapte en anonieme openbare ruimte? Ik geef de eerste optie de meeste kans.

Buitenwijken en groene oevers wisselen regelmatig af met kleinere of grotere plassen. Almere heeft best veel water. En veel hoge houten bruggen. Meestal zijn de oevers laag en kun je gemakkelijk aan land.

De Noorderplas met een lengte van 2,5 km geeft ons een gevoeld van ruimte. Lekker om even in de wind en met wat meer golven te peddelen. We volgen de zuidoever. Aan de overkant zien we het natuurgebied van de Lepelaarsplassen liggen.

Het meest bizarre dat we onderweg tegenkomen is toch wel het ‘kasteel van Almere’. Boven de felgele rietkraag zien we een middeleeuws ogende toren opduiken, half afgebouwd in oplichtend grijze betonbouw. Op het immense bouwterrein staan nog een paar stukken muur en kleinere onafgemaakte torenspitsen.

Op de oever waarschuwen bordjes ons voor goedgetrainde bijtgrage bewakingshonden. Een retro-antieke boogbrug gemetseld van gloednieuwe gele baksteen vormt de toegang tot dit megalomaan hotelproject dat ergens halverwege gestrand is. Het nieuwe land zocht een oude ziel, maar kon haar niet aan zich binden.

Wij stappen weer in onze kano’s voor het laatste deel van onze tocht. Een stuk verder varen we onder het Centraal station van Almere door. Toch iets van een centrum? Maar waar is het hart? Identiteit laat zich niet zomaar bouwen, maar moet langzaam groeien uit een wisselwerking van vorm, functie, gedeelde ervaringen of geschiedenis en de betekenis die mensen er aan geven.

Voor ons was Almere in ieder geval een verrassing om per kano te verkennen. Waterrijk, kanovriendelijk en zeker interessanter en gevarieerder en dan we hadden verwacht.