zondag, november 05, 2006

Weidse luchten boven de Eem

Kanotocht op de Eem, april 2006

Een zondagmorgen in april met mijn vriend Erik. De Eem ligt stil op ons te wachten, met krap 13 km vanaf onze startplaats bij Soest tot aan de monding in het Eemmeer.

We hebben al heel wat kanotochten gemaakt in Erik’s tweepersoons Bavaria. Een betrouwbare boot, die ons altijd probleemloos brengt waar we heen willen. Mirjam, de vrouw van Erik, en zijn twee dochters rijden ons naar ons startpunt en zij zullen ons vanavond weer oppikken. Als alles volgens plan verloopt in Spakenburg.

Net voorbij het kerkje van Soest duiken we via een smal weggetje naar beneden. Het is niet alleen het hoogteverschil tussen de zandgrond waarop het dorp gebouwd is en het stroomdal van de Eem. Je duikt ook een ander landschap in: open en vlak met groene weilanden. De Eem is niet te zien. Rechtdoor loopt het dood op een weiland. Maar de halfverharde weg langs de spoorlijn voert ons tenslotte naar het water, zo’n 3 km boven Amersfoort.

In de bocht net voor ons steekt een boerderij met rood-witte luiken boven de dijk uit. De bomen zijn nog kaal. De zon breekt door de sluierbewolking en het belooft een mooie dag te worden. De Eem is breed, geflankeerd door lage groene graskaden. Het enige wat detoneert, is de beschoeiing van metalen damwandplaten met een hardhouten rand. Het doet wat kunstmatig aan in dit verder zo weidse landschap. Schapen kijken ons aan.

Af en toe passeren we boerderijen en huizen langs de kant. Bij een ‘dode arm’ een witgepleisterd gemaaltje omringd door hoge bomen en bruin riet.

We hebben er een lekker tempo in. Erik achter en ik voor, zoals altijd. Wie doet ons wat?!


Even verder ligt een loskade met een grind- of zand overslag. Een blauw met wit gestreepte silo, een kraan en een rij oranje en rood gekleurde containers. Langs de kade een groot werkschip met een rommelig witte opbouw en felrood geverfde boeg. Op de naamplaat lezen we: ‘ IJselmeer’.

Kort daarna pauzeren we op een landje met daarachter een jachthaven. Is dit een wat verrommeld recreatieterreintje? Of is het een landje van de scouting of van een jeugdclub? Het maakt ons niet uit. Erik tovert zelfs een geruit picknickkleed te voorschijn en we leunen lui achterover met koffie in de voorjaarszon.

We praten over hoe het gaat in het leven. Ineens zie ik vanuit een ooghoek een peddel flitsen. Een jongen in een zeekajak vaart ons met snelle peddelslagen voorbij. Wij hebben geen haast.

We passeren Baarn met hoog boven ons de kruisende A1 en even later varen we langs Embrugge. We halen twee jongens in die lui achterover in een tweepersoons kano hangen. Ze hebben de kano geleend en doen het voor het eerst. Ze hoeven niet ver en ze hebben het uitstekend naar hun zin. Daarna neemt de Eem weer alle ruimte. De polders aan beide kanten zijn weids, en leeg. Gras en bruin riet met af en toe een paar lage huizen langs de dijk.

Groepjes kale bomen met een zweem van het eerste bladgroen. Een herder met een hond drijft een troep schapen langs de dijk. Af en toe een fuut of een paar eenden. En vooral veel lucht, die grijs dichttrekt.

Bij Eemdijk komt de wereld weer bij het water. Een handje vol huizen, een eenvoudig kerkje met puntgevel, het geel-zwarte pontje met een paar fietsen. Het is de enige oversteek vanaf Baarn. Erik vertelt dat hij hier vorige zomer met Mirjam op een fietstocht nog langsgekomen is. Een mooi punt om af te stappen en vanaf de kant het leven op het water te bekijken; en andersom.

Met een paar peddelslagen zijn we Eemdijk al weer voorbij. Nu is het nog maar 2,5 km tot aan de monding. Het water wordt nog breder; bijna geen stroom. Het voelt niet als een rivier. Nergens is meer bebouwing. Een rood-zwarte viskotter “Antje”, ligt mooi te wezen langs de kant.

Voor ons zien we een man in een vreemd model kano. Het blijkt een tweepersoons Klepper vouwkano te zijn. Bijna nieuw, groen canvas dek, alles tip top in orde. We duiken de jachthaven in om nog even aan te leggen, voordat we het grote water opgaan. Bij een lege aanlegplaats klauteren we de hoge steiger op. Als we onze thermosflessen opendraaien komt de Klepperman ook binnengevaren. Hij komt langszij en vertelt vanuit zijn kano honderduit; blijkbaar gewend dat zijn vaartuig belangstelling oproept. Aan ons heeft hij goed publiek. Ondertussen beginnen er wat regendruppels te vallen. Maar dat trekt weer over.

Vanuit de jachthaven gaan we linksaf en zwaaien naar Klepperman, die weer terug de Eem opvaart. Even later opent zich de ruimte van het Eemmeer voor ons. Er staat wat meer wind, maar daar hebben we geen last van. Aan de overkant een eindeloze rij windmolens, die hoog boven de dijk van Flevoland de lucht in priemen. Een paar zeilboten en motorjachtjes volgen verderop de vaargeul. Het zwarte silhouet van een paar platte werkschuiten voor anker.

Wij volgen de kustlijn met rietlanden, bosjes en hier en daar in het water palen voor fuiken of visnetten. Aalscholvers vliegen laag over het water, dat te groot is voor een rivier en te klein voor een zee. Maar als het hard waait kan het hier flink spoken. De Bavaria kan heel wat hebben maar is geen zeekano. Bij te veel wind hadden we ons moeten laten ophalen bij de jachthaven.

Maar nu koersen we aan op Spakenburg. De nieuwe jachthaven aan het meer laten we liggen en na een industrieterrein met daarachter de kerktoren als markant baken varen we tussen de havenpieren door naar binnen. Spakenburg is een verassing en een belevenis om binnen te varen. Via een lange rechte vaart nader je het dorp. Op de kade mensen die hun zondagmiddagwandeling maken.

Vlak voor het dorp steeds meer boten die langs de kant liggen afgemeerd. Eerst nog wat zeiljachten en allerlei. Dan gaat over in een lange rij botters, prachtig gerestaureerd. Er lijkt geen einde aan te komen. Rakelings varen we langs de historische botterwerf, die midden in het dorp ligt. Er ligt een botter op de helling naast een roodgebeitste planken werkschuur. De haven is lang en smal. Aan het eind liggen de botters dicht naast elkaar; hun neuzen naar de ene kade en achter hun konten net genoeg ruimte er achter langs te varen.

We vinden nergens een plek om uit te stappen. De kades zijn te hoog en er is geen lage steiger te vinden. We varen naar de jachthaven in het dorp en daar kunnen we via een boxsteiger aan wal. Dan begint het eindelijk te regenen. We zetten de kano op wieltjes en rijden hem als een karretje terug naar het einde van de haven. We zien er natuurlijk niet uit in onze kanokleren. De straten zijn uitgestorven en glimmen van de regen. Aan de overkant van de haven zijn de winkels dicht. Bruin liggen de schepen in de zondagse geslotenheid van het dorp.

Wij vinden een perfecte plek om te wachten op Mirjam. Op het plein aan de kop van de haven staat naast het standbeeld van een vrouw in Spakenburger klederdracht een soort overdekte marktplaats. Daar parkeren we de Bavaria en we strijken neer op de droge bank. Erik diept zijn mobiel op en we verzamelen onze laatste restjes eten en drinken. Het zal nog wel even duren voor Mirjam ons komt ophalen.

Geen opmerkingen: